In HEIDEGGER vertelt een fictieve professor, gespeeld door Bo Tarenskeen, ongeveer een uur lang over een fictieve vriendschap met de (minder fictieve) filosoof/nazi Heidegger. De overpeinzingen van deze professor – waarin hij worstelt met bewondering en afschuw voor zijn ‘vriend’ – vallen geheel toevallig samen met recente vraagstukken omtrent Luceberts openbaringen. Ofwel: hoe rijm je de walgelijke politieke opvattingen van je held met zijn artistieke-, of in dit geval filosofische werk.
Een bevredigend antwoord blijft uit, maar als kijker weet je dat eigenlijk vanaf het begin al. De professor is namelijk een haperende aandoenlijke sul die liever struikelt over de beste formulering van zijn eigen observaties dan dat hij naar antwoorden zoekt. Het hele eerste half uur lijkt hij het er ook helemaal niet over te willen hebben.
En wie is hij eigenlijk, die professor? Waar is hij zelf goed in en waar komt hij vandaan? Zonder deze achtergrondinformatie, en door hem simpelweg ‘de professor’ als naam te geven, bekruipt er gaandeweg de voorstelling een wat melige vergelijking: die met ‘the doctor’ uit Dr. Who.
Alhoewel Tarenskeen van de professor iets teveel een vage warhoofd maakt, creëert dit wel een humoristisch soort spanning. Zo dacht ik na een half uur ge-namedrop van filosofen en half-afgemaakte inzichten: “Ja heel interessant dit allemaal maar wanneer ga je het nou eens hebben over je nazibuddy?” Wanneer hij zich dan eindelijk naar die afgrond heeft gemijmerd wordt er een uiterst bevredigend onbevredigend einde ingezet. Een einde waarin het fragmentarische, soms frustrerende, geheel opeens veel mooier en logischer blijkt dan je aanvankelijk dacht.
Eindoordeel: 4 uit 5
Bo Tarenskeen en Roosmarijn Pallandt. Gezien: 14/2 Theater Frascati, Amsterdam. Te zien t/m 6/4. Inl: botarenskeen.nl
Beeld: © Roosmarijn Pallandt