“Wat ik echter niet had verwacht, is dat iemand de beslissing zou toejuichen. In haar column voor De Morgen schoof Julie Cafmeyer de schuld in de schoenen van de cartoonisten. Moeten ze maar niet zo kwetsend tekenen. Volgens Cafmeyer belemmeren spotprenten zelfs de identiteitsontwikkeling van haar vele vrienden:
-‘Ik heb vrienden van kleur die het moe zijn dat ze steeds op een stereotype manier in beeld worden gebracht. Ik heb vrienden die geloven in andere goden en het moe zijn om bespot te worden om hun geloof. Ik heb homoseksuele vrienden die het moe zijn dat er gelachen wordt met hun geaardheid. En ikzelf ben het als vrouw moe dat ik zo vaak louter als een seksueel of dom en hulpeloos wezen in beeld wordt gebracht. Is het grappig dat Charlie Hebdo in zijn laatste nummer vrouwenvoetbal reduceert tot een kut?’-
Amper vier jaar na #jesuischarlie danst Cafmeyer op het graf van twaalf redactieleden die genadeloos werden neergekogeld omdat ze tekeningetjes maakten. Omdat iemand zich beschimpt voelde door een afbeelding.
Ik voel me beledigd, dus jij moet zwijgen.
En als je dat niet doet, dan leg ik je het zwijgen op. Soms met kalasjnikovs, meestal met hysterisch getier.
Tergend dat je millennials keer op keer moet uitleggen waarom persvrijheid zo belangrijk is, waarom het zo essentieel is dat je met andere meningen geconfronteerd wordt, waarom het recht op vrije meningsuiting niet plots vervalt omdat jij moet huilen om een prentje.”