“Ik was ervan overtuigd dat alle angst voor migratie en andere culturen en religies voortkwam uit racisme en uitsluitend een probleem was van witte mensen, oftewel ‘mijn’ groep.
Ironisch genoeg zag ik minderheden niet echt als volwaardig, maar als nobel en exotisch, met alleen maar goede intenties.
Ik was van mening dat alle negatieve percepties van de islam op vooroordelen berustten
Ik heb heel lang volgehouden dat de sharia gewoon een rechtssysteem was als alle andere.
Er kwamen barsten in mijn geloofssysteem en het drong tot me door dat het verkeerd was om ‘de vreemdeling’ altijd automatisch van elke blaam te zuiveren
Denkbeelden kunnen gevaarlijk zijn en niet alle culturen zijn gelijk.
Er is wel degelijk een groot probleem met de islam, een probleem dat door linkse politiek correcte mensenveel te lang is doodgezwegen.
Maar het christendom was vroeger even intolerant en dogmatisch.
Mijn academische collega’s zijn niet altijd even vriendelijk. Zij zien mij als een verrader of een wolf in schaapskleren.
Maar voor veel collega’s aan mijn eigen faculteit blijf ik wel persona non grata
De nieuwe hiërarchie van slachtofferschap en onderdrukking die is ontstaan, waarbij de blanke, heteroseksuele man bijna per definitie de boosdoener is, is bij uitstek iets dat je in de academische wereld terugvindt.”