Eergisteren hebben velen van ons de achttienjarige moord op Pim Fortuyn herdacht. Voor mij zijn die achttien jaren supersnel vervlogen. Ik was destijds een tweeëntwintig jarige studente rechtsgeleerdheid aan de Erasmus universiteit in Rotterdam. Ik droeg een wit hoofddoekje die ik in een knot samen bond. Daaronder was ik spartaans zwart gekleed. Ik herinner me nog de eerste keer dat ik een vrouw met een hoofddoek zag op de universiteit. Ze had een lange mantel aan, liep fier en recht en was als moslima herkenbaar door de sjieke hoofddoek die ze om zich heen drapeerde. Het beeld bleef me bij. Zo wilde ik ook zijn. Ik wilde ook zo trots en geëmancipeerd voor mijn spirituele identiteit uitkomen.
Zo ben ik begonnen met het dragen van een hoofddoek. Ik behoorde tot een klein groepje intellectuele moslima’s die bezig waren met een interne renaissance. Naast dat we ons voedden met de hoorcolleges en de discussies in de werkgroepen gingen velen van ons extra studies doen. Zoals Arabisch aan de universiteit Leiden. Ik nam alles gretig tot me. Ik bladerde overal door: Plato, Montesquieu, Ibn Tufayl, Ibn Rushd etc. Daarnaast werkte ik als vrijwilliger bij de vrouwenrechswinkel in Rotterdam.
Ik voelde dat de wereld aan mijn voeten lag. Totdat er stoorzenders binnenkwamen: het duo Theo van Gogh & Pim Fortuyn en hun muze Ayaan Hirsi Ali. Vanuit allerlei mediakanalen sijpelde hun mening binnen. Als ik de Metro opensloeg zag ik Theo met zijn stopwoorden voor moslims: ‘vijfde colonne’ en ‘geitenneukers’. Die sloeg ik snel dicht, maar als ik de tv aandeed zag ik Pim Fortuyn weer: de ene keer in Het Lagerhuis waar hij door de door mij vertrouwde Marcel van Dam beschuldigd werd van moslimhaat. Ik kon niet anders dan op de autoriteit van Van Dam rekenen. Fortuyn zag er gek uit met z’n flamboyante kleding en zijn kritiek op moslims (mij dus) vond ik niet prettig. Ik vertrouwde op Van Dam die degelijkheid en gezag uitstraalde. Pim leek me een engerd. Ik wilde niet dat hij aan de macht kwam.
De emancipatie waar ik aan werkte zat hij dwars. Dat moest ophouden. Het was vervelend voor me, dat continue gezeik over islam. Ik werd steeds meer op straat nagekeken of werd uit het niets naar mijn mening gevraagd door voorbijgangers over wat ik van islamitische vrouwenonderdrukking en vrouwenbesnijdenis vond. Vaak werd ik nagesist: “psst Fatima, geitenneuker.” Ik was er klaar mee.
Toch kwam de dood van Pim als een schok. Het was onze Pim die werd vermoord. Een Rotterdammer. Ik herinner me nog dat ik in de lange rij zat voor zijn huis. Ik was de enige vrouw met een hoofddoek en voelde me een beetje unheimisch. Iedereen had bloemen. Ik kon niks vinden in de uitverkochte bloemenwinkel behalve: een cactus. Die nam ik dus mee. Zijn huis was bezaaid met bloemen. Het was een zonnige dag, maar erg stil, ondanks dat de vogels zongen. Pim was er niet meer. Enige tijd erna nodigde een vriendin van me mij uit bij zijn monument. Ze is filmmaakster en vroeg me iets aan zijn beeld te zeggen terwijl zij filmde. Er kwam boosheid uit. “Waarom moest u ons hebben? Waarom zo hard, waarom niet verbinden maar verdeeldheid zaaien.” Mijn stembanden stokten. Het voelde alsof ik tegen iemand praatte die toch niet wilde luister. Ik voelde me nietig, onbelangrijk, een Marokkaan, een moslim, een ‘ander’. Ik voelde me niet meer thuis. Het klimaat veranderde en werd grimmiger.
Ik werd me nog meer bewust van m’n hoofddoek en Theo van Gogh werd nog vocaler dan hij al was tegen moslims. Niet lang erna werd ook Theo vermoord. Met mij ging het niet veel beter. Ik werd ernstig ziek en moest mijn studie vlak voor het afstuderen staken. Ik eindigde als een zieke loser aan de onderkant van de samenleving. Mijn intellectuele droom van emancipatie en vrijheid was in duigen gevallen. Ook de hoofddoek gooide ik in de ring.
In de loop van de jaren erna ben ik stapje voor stapje genezen. Niet alleen van mijn fysieke toestand, maar ook van mijn geestelijke. Ik begon meer onderzoek te doen naar Pim Fortuyn en zag dat ik het over veel onderwerpen met hem eens was. Ik ontdekte zelfs dat ik eigenlijk best wel veel gemeen met hem had. Zijn excentrieke karakter, zijn flamboyante stijl en zijn strijd voor emancipatie en vrijheid. Ik ontdekte ook zijn zachte kanten en dat hij net als ik wilde strijden voor de emancipatie van de moslimvrouw.
Ook rammelde het aan de kant van de immer door mij vertrouwde Marcel van Dam. Hij bleek te hebben gelogen over Fortuyn. Meermalen zelfs. Ik voelde me misleid en voorgelogen door de mensen die ik altijd zo vertrouwde. Hoe heb ik het niet kunnen zien? Waarom was ik zo dom, ondanks dat ik een fervente Socrates-lezer was? Pim was een Socrates. Wij kregen de gifbeker toegediend in de media en de politiek. Dit gif leidde uiteindelijk tot zijn dood.
Nu, 18 jaar later leeft Pim meer in mij dan hij ooit tijdens zijn leven heeft gedaan. Ik wil het goedmaken. Zijn naam op een of andere manier proberen te zuiveren, hem rust geven en zeggen dat ik hem dankbaar ben. Dat hij er ook mocht zijn en vrij had moeten zijn om ook zijn ideeën te kunnen delen zonder zwartgemaakt te worden. Ik zou willen dat ik aan hem kan zeggen dat hij geen minderwaardig mens was en dat ik op mijn beurt van hem kon horen dat dat ik dat in zijn ogen ook niet was. Ik zou willen dat we eigenlijk geen woorden nodig hadden, dat we elkaar een hand gaven, nee, een omhelzing. En dat God toekeek en zag dat het goed was.
Salima El Musalima