De beslissing van het gerechtshof dat rookruimtes in de horeca verboden moeten worden omdat ze ‘ongeldig zijn als uitzondering op het rookverbod’, kan in stand blijven. Dat adviseert de advocaat-generaal aan de Hoge Raad, dat op 27 september de knoop over het bestaansrecht van rookruimtes definitief doorhakt.
Het advies van de advocaat-generaal is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat al dan niet te volgen. Meestal volgt de Hoge Raad het advies op. Daarmee is het einde van ‘het rookhol’ in zicht.
Rookruimtes zijn sinds het ingaan van het rookverbod in de horeca (1 juli 2008) de enige plek in cafés en restaurants waar rokers hun peuk mogen opsteken. De belangenvereniging van Nederlandse niet-rokers, de CAN (Clean Air Nederland), spande een proces aan tegen de Staat om ook die rookruimtes te verbieden.
De CAN vindt dat de rookruimte in strijd is met de ‘Kaderovereenkomst van de Wereldgezondheidsorganisatie’ voor de bestrijding van tabaksgebruik (het WHO-Kaderverdrag), een verdrag waarbij Nederland partij is.
Het gerechtshof Den Haag stelde CAN op dit punt in het gelijk en oordeelde op 13 februari 2018 – kort gezegd – dat de uitzondering op het rookverbod voor rookruimtes in horeca-inrichtingen ongeldig is. De Staat ging tegen deze uitspraak in cassatie bij de Hoge Raad. 27 september doet de Hoge Raad dus uitspraak.