Hoewel er steun is om armere landen financieel te helpen bij de aanpak van klimaatverandering is er grote weerstand om daarin voorop te lopen. Anders dan veel andere landen heeft het kabinet een forse bijdrage toegezegd, maar slechts een kwart vindt dat Nederland het voortouw moet nemen.
Dat blijkt uit onderzoek van EenVandaag onder ruim 31.000 leden van het Opiniepanel naar aanleiding van de klimaattop in Egypte deze week. Op die bijeenkomst gaan wereldleiders onder andere in gesprek over de eerder afgesproken 100 miljard dollar die rijke landen, grotendeels verantwoordelijk voor de wereldwijde uitstoot, jaarlijks over willen maken naar landen die het hardst getroffen worden door klimaatverandering.
In de praktijk komen rijke landen hun belofte nog niet na, maar ruim de helft (54 procent) vindt wel dat rijkere landen dat moeten doen. Omdat de vervuiler nu eenmaal moet betalen, is de toelichting van voorstanders, maar ook uit vrees voor negatieve gevolgen van klimaatverandering voor Nederland, zoals klimaatvluchtelingen.
Lees hier hoe kiezersgroepen denken over klimaathulp aan armere landen
In de aanloop naar de klimaattop nam minister Rob Jetten, van Klimaat en Energie, de vlucht vooruit. Hij zegde namens het kabinet toe vanaf 2025 900 miljoen per jaar uit te willen geven aan klimaatproblemen in arme landen.
Voor het tonen van dit initiatief is een stuk minder enthousiasme. Veel mensen vinden in principe dat Nederland als rijk land hulp verschuldigd is, maar slechts een kwart (24 procent) vindt dat ‘we’ daarin voorop moeten lopen “als postzegel op de wereldkaart”.
Het onderzoek is gehouden van 26 tot en met 28 oktober 2022. Aan het onderzoek deden 31.588 leden van het EenVandaag Opiniepanel mee. Het onderzoek is na weging representatief voor zes variabelen, namelijk: leeftijd, geslacht, opleiding, burgerlijke staat, spreiding over het land en politieke voorkeur gemeten naar de Tweede Kamerverkiezingen van 2021. Het Opiniepanel bestaat uit 80.000 leden.
